vrijdag 13 december 2013

Renkumer in hart en nieren: Joop Stoorvogel

Woensdag 30 augustus 2000 Hoog en Laag Achtergrond Pagina 7

Renkumer in hart en nieren: Joop Stoorvogel

“Renkumers moeten op voorrang op woonruimte krijgen”

Een serie over geboren en getogen Renkumers. De verhalen die zij vertellen doet het oude Renkum herleven. Maar ook geven zij hun mening over de huidige situatie in hun geboortedorp of omgeving.
Door Mieke Mintjes

In het jaar 1937 werd Joop Stoorvogel geboren op de Bellevue. Hij groeide op, vond werk bij Van Gelder en later bij een pianofabriek in Ede. Vervolgens reageerde de destijds 27-jarige op een advertentie en werd postbode. Maar liefst vierendertig jaar lang fietste en toerde hij als postbode door Renkum en omgeving. De goedlachse Joop is altijd wel in voor een leuk geintje en heeft in de loop der jaren al heel wat mensen in het 'ootje' genomen. Gezelligheid troef bij deze Renkumer, die enthousiast vertelt over zijn werk en dorpsgenoten, maar ook serieus ingaat op de veranderingen in zijn dorp.

„Ik zag een advertentie in de krant waarin een postbode gevraagd werd. Ik dacht, verrek, da 's net een mooi baantje voor mij. Nu stond er in de advertentie dat je een brief aan de directeur moest schrijven. Het leek mij veel beter om er even langs te gaan. Directeur Smit woonde naast het postkantoor in de Dorpsstraat. Ik aangebeld en nadat hij de deur opendeed heb ik mijn naam gezegd en ook dat ik voor de sollicitatie kwam. Dan moet je een brief schrijven, zei hij. Ik vertelde hem dat ik toch in de buurt was en dacht dat het zo ook wel kon. Na wat gemopper van zijn kant mocht ik binnenkomen. Hij vroeg wat algemene gegevens en zei dat hij me nog een test moest afnemen. Hij vroeg me als ik met de trein naar Amsterdam zou moeten, hoe ik dan zou reizen. Ik zeg nou, 'eers noar Ede, door deur noar Utrech en van doar uut noar Amsterdam'. Dat was goed geantwoord! Na een medische keuring die ok al niks veurstelde kon ik aan de slag."

Ongeveer anderhalf jaar lang werkte Joop met een arbeiderscontract. Daarna kreeg hij zijn vast aanstelling en werd beëdigd. „Ja, dan moet je een soort eed afleggen. Ik moest mee de kluis in. De deur bleef open hoor!"

Na drie weken met een collega meelopen te hebben, werd de gloednieuwe postbode zelfstandig en bezorgde keurig de post bij de mensen in zijn wijk. Naast zijn werk in Renkum, was Joop ook reserve in Heelsum. In dat dorp werkte de post met vier mensen, in Renkum met ongeveer acht. Bij ziekte of vakantie viel de Renkumer in. „Je kon de klok er op gelijk zetten, als ik in Heelsum moest invallen had ik altijd de grootste wijk. Ik weet niet hoe ze het flikten, maar het was wel zo," lacht de postbode hartelijk.

Alhoewel de postbodes, volgens Joop, best een mooi baantje hadden, meent hij dat we niet moeten vergeten dat de winters vroeger veel strenger waren dan tegenwoordig. Ook het feit dat alle post per fiets bezorgd moest worden. Sommige routes leidden de postbodes ver richting Ede. „Je kwam de postbode van Ede tegen! Je moest alle boerderijen en afgelegen huizen af, dat was een heel eind." Namen als Dorrestijn, Tinsen, Staadegaard, Penning, Brouwer, Koker, Wisgerhof en vele anderen passeren als Joop de route uitlegt.
„Bij Huize de Keijenberg kregen we koffie." De collegae waar Stoorvogel mee werkten, waren onder andere Jan Ruisch, Wimpie Ruisch, Willie Wildeman, Piet Böhmer, Evert van Dijk, Frans van de Veen, R. Hoefakker, J. van Weley en als leermeester trad op Toontje Rus.

Streken
Met een quasi onschuldig gezicht zegt de voormalige postbode:”Als er bij de post iets gebeurd was, wees iedereen gelijk naar  mij." Op de vraag eens een paar streken te vertellen lacht hij en vertelt het volgende verhaal: „Ken je Wout van de Born nog? Hij woonde op de Keijenbergseweg. De kraakwagen kwam destijds iedere week langs om rommel op te halen. Ik liep er met de post en zag dat Wout bij de kraak een paar schoenen neergezet had. Van die hoge kistjes. Gaten in de zolen. Ik denk 'die neem 'k mee, wöh'! Ik die dingen in de fietstas gedoan. Veertien dagen gewacht, een mooi doosje opgezocht, oude schoenen erin en er een prachtig postpakket van gemaakt. Op naar Wout en aangebeld. Dag Stoor, zei hij, wie zou de gulle gever zijn? Ik zeg 'dat weet je maar nooit', liet hem tekenen en riep 'nou ajuu heur!' Maar ja, ik moest dezelfde weg ook weer terug. Daar stond de dikke Wout te schuddebuiken van het lachen. Schik dat hij had!"

Niet alleen dorpsgenoten konden rekenen op een kwajongensstreek van Joop, ook de andere postbodes ontkwamen niet aan zijn geintjes. „Iedere morgen rond zes uur bracht Silfhout vanuit Arnhem de post op het kantoor. Eerst leverde ze de post in Wageningen af, daarna was Renkum aan de beurt. Ik op een morgen heel vroeg naar het Dorpspleintje want daar stond een telefooncel. Ik heb het Renkumse postkantoor gebeld en vertelde dat ik de bestuurder was van de wagen die de post moest afleveren. Maar dat ik dat niet kon omdat de auto stuk was gegaan en ik onder aan de Wageningse Berg stond. Of ze de post maar wilde komen halen! Ik hoorde een gevloek en gemopper! Even later zag ik ze op de fiets aankomen. Hé jongens, waar gaan jullie naar toe? Op dat moment kwam de wagen met de post aangereden. Och, och, wat heb ik gelachen."

„Ook Rikke, de hoofdbesteller, heb ik een keer te pakken gehad. Die ging thuis wel eens een middagdutje doen. Tussen de eerste en de tweede trans. Om drie uur in de middag was de volgende dienst. Hij kwam nooit te laat op het werk. Ik ben op een middag, terwijl hij lag te slapen, naar zijn huis gegaan en heb alle luiken dichtgedaan. Lekker donker in huis toch? Hij kwam een uur te laat op zijn werk! Oh ja, hij vroeg in de Kersttijd ook eens om een kerstboom. Na de kerst heb ik de inmiddels kale kerstboom van ons thuis, bij hem in de tuin gezet. Ja echt, al die dingen kon je vroeger gewoon uithalen. Ik heb bij de post echt een leuke tijd gehad," meent de grappenmaker met tranen in de ogen van het lachen. „Weet je, er kwam eens een collega van mij met de post een hof pad oplopen. De mevrouw die daar woonde vroeg hem 'je leest onze post toch niet hè?' Waarop de collega antwoordde 'dat zou ik nooit doen mevrouw, maar u krijgt zondag wel visite."

Paardrijden
Als kleine jongen heeft Joop uiteraard ook het nodige meegemaakt in zijn dorp. „Ik weet nog goed dat als we vroeg in de morgen naar de Wilhelminaschool gingen, we voorbij de boerderij van Peelen kwamen. Daar hadden ze vaak een vrachtwagen gekookte piepers neergekiept. Als varkensvoer. Die piepers waren nog gloeiend heet. Wij pakten dan een handvol op, haalde de schil eraf en aten die dingen op." „Op onze vrije woensdagmiddag gingen we ook naar Peelen. Dan mocht je met de voerman mee. Prachtig! Later in de middag, tegen zes uur werden de paarden in een lange rij aan elkaar gebonden en naar de wei bij Onder de Bomen gebracht. De kinderen mochten op de paarden zitten. Wie te laat kwam had pech. En ja, het is feitelijk een rotstreek, maar dan jaagden we die paarden wel op. Net zolang tot er één van de kinderen van het paard duvelde. Dan sprong je er gauw op."

Net als veel dorpsgenoten heeft Joop zich ook vermaakt met het rapen van eikels, beukennootjes en tamme kastanjes. Die werden voor een paar centen verkocht aan Nellestein de kolenboer. Ook bosbessen plukken was een geliefde bezigheid van veel Renkumers. Ze maakten er jam en dergelijke van. „Wij verkochten de bosbessen aan een mevrouw die aan de Utrechtseweg woonde. Daar kreeg je 'goed' geld! Maar dan ging mijn moeder mee, die inde de centen!"

Joop Stoorvogel is geboren op de Bellevue, maar verhuisde al op jonge leeftijd naar de Groenendaalseweg. „Niemand had daar riolering. De gierput moest twee keer per jaar geleegd worden. Dat mocht pas na tien uur in de avond. Bij ons thuis waren drie jongens. Als mijn vader van zijn werk bij Van Gelder thuis kwam, zaten wij al met twee teilen te wachten. De put hadden we overdag al open gegraven. We hoefden alleen de deksel er af te halen. Vader schepte met een gierschep de smurrie in de teilen, wij gooiden het spul over het land. Dat stonk natuurlijk vreselijk. Als mensen dat roken zeiden ze, daar hebben ze bruiloft."

Woonjaren
Over het huidige Renkum heeft Joop zo zijn eigen gedachten. „Ieder jaar heb je hier Renkum Bomvol. Meneer Hageman is van de organisatie. Ik zou hem eens willen vragen of de organisatie niet de muziekverenigingen in Renkum en Heelsum de gelegenheid wil geven om tijdens die dag te spelen. Ze willen best, maar willen wel gevraagd worden. De laatste keer ben ik bij Renkum Bomvol geweest. Ik vond het een dooie boel! Zo hier en daar op een hoek een stel muzikanten is veel gezelliger.''

Het Renkum van tegenwoordig kun je niet vergelijken met vroeger, is Joop van mening. „Het is een heleboel import. Wat me tegen de borst stoot is het volgende. Neem nu mij bijvoorbeeld. Ik ben twee jaar geleden verhuisd. Veronderstel dat ik het op mijn huidige adres niet naar mijn zin zou hebben (wat overigens niet het geval is). Als ik naar de woningstichting ga om een ander huis te vragen is de procedure tegenwoordig dat ik dan twee zogenaamde 'woonjaren' heb. Heeft iemand uit bijvoorbeeld Nijmegen vijf woonjaren, heeft die persoon voorrang en krijgt dus het huis dat ik wellicht graag zou willen bewonen. Nou, da vin 'k maar niks! Ik vind dat de echte Renkumers voorrang op woonruimte moeten hebben. Wij Renkumers komen bijna niet aan bod. Maar wie heeft Renkum opgebouwd? Dat zijn wél de Renkumers!"

Uiteraard voor Joop Stoorvogel ook de vraag hoe hij over het plaatselijk dialect denkt. Hij lacht eens omdat hij het hele gesprek in het dialect gevoerd heeft. „Wij hebbe een mooi dialec en da wou 'k graag zo houwe! As ik anders pröat heur ik mezelf. Ik bin hier gebore en getoge. Ik bin een Renkumer en da w' ik blijve!!"



donderdag 3 oktober 2013

De opa van Arthur Japin, Lambertus van den Berg, is geboren in Renkum op 29 oktober 1891

Overgenomen uit: Utrechts Nieuwsblad/Amerfoortse Courant, oktober of november 2004
Bertus van den Berg is inderdaad de opa van ArthurJapin. Hij is inderdaad die man van de foto op zijn Harley Davidson, dat door geilheid en driften geleid vrijbuiterstype. Foto CPD - Niels van der Hoeven

Utrechtse schrijver Arthur Japin vindt die ‘Vrijbuitende’ motorrijder

Het bewogen leven van een opa

Op de snelweg bij Eindhoven hoort Bart van den Berg op een zaterdagmiddag voor het eerst over een Nederlandse schrijver met de naam Arthur Japin. 't Is eind oktober, uit de autoradio klinkt de vrolijke praatshow Spijkers Met Koppen. Japin is uitgenodigd vanwege zijn zoektocht naar zijn opa.
Hij vertelt wat hij weet. Dat zijn opa Lambertus van den Berg heette, dat hij een Rotterdams/Schiedamse bouwkundige was en dat hij in 1926 een ernstig motorongeluk is overkomen.
Bart van den Berg:”Eerst hoorde ik die naam: Lambertus van den Berg. Tja, er zijn meer hondjes die Fikkie heten. Daarna hadden ze het over Schiedam, over Rotterdam, over het geboortejaar 1891 en ik dacht: toevallig!" „Toen het over een bij een ongeluk verbrijzeld been ging, wist ik genoeg, en toen de eerste cijfers van het kenteken van de motor werden voorgelezen, vroeg ik mijn vrouw haar telefoon te pakken. Let op, zei ik. Na de l en de 7 komen de 3, de 6 en de 9. Schrijf jij gauw het telefoonnummer van Spijkers Met Koppen op." Een telefoonnummer wordt niet genoemd, dus Bart van den Berg stuurt een paar dagen later via internet een mailtje. Ja, hij kent Lambertus van den Berg. Het is zijn vader, en als Arthur Japin hem eens wil bellen, dan mag dat gerust.

Wat voorafging.
Op zaterdag 9 oktober start Arthur Japin een zoektocht naar zijn onbekende opa. Veel weet hij niet. Hij heeft een naam (Lambertus van den Berg), een woonplaats (Rotterdam of Schiedam), wat jaartallen (de jaren twintig), een beroep (architect of bouwkundige) en een foto van zijn opa op een motor. Verder is er de herinnering aan een lang gesprek met de al jaren geleden overleden oma Maria Japin, die in de jaren twintig de geliefde was van de getrouwde man Bertus van den Berg. Zij heeft daar een kind aan overgehouden: Bert junior, de vader van Arthur Japin.
Reeds kort na de geboorte van junior, liep -na een ernstig ongeluk met de motor - de relatie
tussen oma Japin en haar getrouwde minnaar spaak. Het kind ging verder door het leven
als onecht (Nog Niet Erkend, stond op de papieren van de burgerlijke stand) en zou dat een leven lang nooit kunnen verkroppen. Geteisterd door verdriet en andere problemen, maakt vader Japin in 1969 een einde aan zijn leven.
Door dat leed geraakt en uit gezonde nieuwsgierigheid, gaat zijn zoon, de inmiddels bekende
schrijver Arthur Japin, 35 jaar later alsnog op zoek naar meer informatie over een opa, die vrijwel zeker al jarenlang dood is. Hij zegt met nadruk geen familiemens te zijn, maar wil toch het verhaal kennen achter de motorfoto. Hij wil weten of die man op die Harley Davidson inderdaad, zoals volgens hem de foto vertelt, een door geilheid en driften geleid vrijbuiterstype was. Hij wil weten waarom opa Van den Berg nooit scheidde van zijn wettige echtgenote en dus zijn geliefde een leven lang alleen liet met het door hem verwekte kind. Hij wil weten waar de goede man gebleven dan wel begraven is. „Uiteindelijk wil ik natuurlijk naar zijn graf toe," zegt Japin. Zijn zoektocht loopt niet direct voorspoedig. Hij krijgt tips, maar die zijn niet doorslaggevend.
 
Hij zocht het levensverhaal van zijn opa, en vond het. De Utrechtse schrijver Arthur Japin, die op zoek ging naar de geschiedenis achter de uit het oog verloren vader van zijn vader, ontrafelde het mysterie. Onder de zo gekoesterde foto van die stoere, geile vrijbuiter op zijn motor kan nu een flink stuk tekst worden gezet. Met dank aan oom Bart.

Toch stuit hij na enig speurwerk in gemeentearchieven op de enige, echte Lambertus van den Berg. De man blijkt geboren in het Gelderse Renkum, op 29 oktober 1891, en getrouwd (op 02-05-1918) met de zes jaar oudere Geertruida Roij. Het stel woont in Leiden, Rotterdam, Hillegersberg en Schiebroek en keert in de jaren veertig terug naar Schiedam.

Japin en de verslaggever maken zich al op voor verdere speurtochten. Moeten ze bijvoorbeeld niet eens wat begraafplaatsen in de Rotterdamse regio afstruinen? Dan treedt Arthur Japin op in het radioprogramma Spijkers Met Koppen, zit Bart van den Berg stomtoevallig niet bij zijn zus op de koffie maar op de Brabantse snelweg, hoort hij via de autoradio " eens van Japins zoektocht naar ene Lambertus van den Berg en heeft Arthur Japin er opeens een oom bij. Die man blijkt door de telefoon een verdraaid aardige vent, die rap met feiten strooit. Zo komt Japin te weten dat opa Van den Berg in 1974 in Hilversum is overleden.

Novembermiddag in het oosten van het land.

Arthur Japin rijdt achter Winterswijk naar het Duitse Vreden, sinds kort de woonplaats van Bart van den Berg, zijn 61-jarige oom. Japin is lichtgespannen. Vraagt zich af wat zijn oom wel niet vindt van alle poespas rond een verre neef die op zoek is naar wat wetenschap over zijn roots.

Het is hier net alsof ik tegenover mijn broer zit. De krullen. Dat gezicht. Net Gerrit

Dat valt mee. Achter de donkerhouten deur, die openzwaait, staat een witgrijze vent met een gulle lach: Bart van den Berg. „Jij moet Arthur zijn!" zegt hij. „Kom binnen!" Binnen wacht Barts echtgenote Marianna, een kordate vrouw die direct het haar van Japin bestudeert.
„Krullen," zegt ze. Bart van den Berg:„Mijn vader had ook krullen, maar hij kamde ze weg. Een ijdel mens." Zijn vrouw: „En die ogen." Bart: „Het is hier net alsof ik tegenover mijn broer zit. De krullen. Dat gezicht. Net Gerrit." Marianna: „Heb jij soms ook zo'n kromme rug?" Bart: „Wat is je schoenmaat? 45,46? Pa had 48."
Dan verschijnt een rode multomap op tafel. Vergeelde foto's, een op de computer uitgedraaide onaffe stamboom. En Bart van den Berg vertelt over Bertus. Bertus van den Berg, Japins opa, werd bijna 83 jaar en trouwde drie keer. Zijn echtgenotes schonken hem twee naar hem vernoemde zonen en twee dochters. Zoon Bart moet zich wel heel sterk vergissen als vaderlief niet ook nog enkele buitenechtelijke kinderen verwekte, van wie er ten minste eentje ook zijn naam zou dragen.

Bertus van den Berg was dus een vrouwengek. Een echte liefhebber. „Pa had een bewogen
leven," zegt zoon Bart. „Hij had veel flair. Kon goed met mensen omgaan, vooral als het om vrouwen ging. Die liefde voor vrouwen heb ik ook wel. Als er een vrouw in een gezelschap is, zit ik er altijd naast. Pa was een man van uitersten. Als hij een vriendin had, dan had zij hem ook helemaal."
De oma van Arthur Japin, de zoveelste vrouw in het leven van Bertus van den Berg. Nee, van haar heeft Bart van den Berg tot voor kort nog nooit gehoord. „Over dat soort zaken werd bij ons thuis niet gepraat." Een paar minuten later is een en ander geconstrueerd: tijdens zijn eerste huwelijk met ene Geertuida Roij, waaruit zoon Gerrit werd geboren, startte Bertus van den Berg een affaire met zijn zes jaar jongere Schiedamse vriendinnetje Maria Japin. Zij schonk hem begin 1926 zoon Bertus, de vader van Arthur Japin. Het liefdesgeluk eindigde die zomer nog. Eerst verbrijzelde Bertus bij een motorongeluk zijn onderbeen. Later, nog op zijn ziekbed, raakte hij plotseling verliefd op de zeventien jaar jongere vrouw die namens het verzekeringskantoor het ongeluk afhandelde. Voor haar verliet hij Maria. Zijn kind Bertus jr. zou zijn vader nooit spreken.
Dwars tegen kerkwetten en tijdgeest in, leefde Bertus van den Berg jarenlang in zonde samen met zijn nieuwe vlam. Pas in de jaren veertig - een buitenechtelijke dochter was reeds geboren - scheidde Bertus van zijn eerste vrouw. Snel trouwde hij met zijn vriendin Riet, die hem, als vijftiger, nog zoon Bart en dochter Jos schonk. Toch bleef opa Van den Berg polygaam.
,,We wisten altijd dat er andere vrouwen waren," zegt Bart van den Berg, „maar hij heeft er wel voor gezorgd dat die vrouwen ook later niets tekortkwamen. Hij heeft zijn hele leven nog voor zijn eerste vrouw gezorgd. Zo was pa dan ook wel weer." Japin: „,Mijn oma heeft nooit een cent van hem willen aannemen. Wellicht was ze gekwetst, omdat hij niet terugkwam naar haar, maar direct een nieuwe relatie begon."
Voordat Bertus van den Berg in 1974 overlijdt, trouwt hij op 70-jarige leeftijd nog met de twintig jaar jongere vrouw Hannie, die daarvoor jarenlang zijn minnares is geweest.
Japin: „Waar is hij begraven?" Bart van den Berg: „Hij is gecremeerd. In het crematorium in Utrecht." Japin: „In Utrecht? Mijn oma ook... Zé zijn dus na al hun omzwervingen in dezelfde vlammen opgegaan."
Dan ontstaat in die Duitse huiskamer een vrolijk gesprek over een vrijbuiter, zijn vrouwen, kinderen en motor, de stoere Harley Davidson. Japin: „Als schrijver zeg ik: De motor is de hoofdrolspeler van dit hele verhaal." Bart van den Berg vertelt. Over verre familie die hij uit het oog verloren is, over nog meer vermoede relaties van vaderlief, over een arbeidsleven in de randstedelijke bouwwereld, dat sinds kort is ingeruild voor een rustig bestaan in de Duitse grensstreek. Over dat motorongeluk op de kruising Coolhavenbrug/Rochussenstraat, dat zo cruciaal was voor de levens van Bertus van den Berg, Maria Japin en hun zoon Bertus junior.
„Hij botste met de motor op een slagersjongen. Het been van pa kwam op de stoeprand terecht en werd door de treeplank van de motor verbrijzeld. In het ziekenhuis hebben ze hem geopereerd. Het been was te kort geworden. Dus hebben ze er een stuk kalfspoot tussen gezet.

Mijn oma en opa zijn dus na al hun omzwervingen in dezelfde vlammen opgegaan

"Japin: „Zo, dus ik had een opamet een kalfspoot." Zo praten ze door. Over broers, zussen, kinderen, het schrijverschap, het versturen van kerstkaarten en over die onvermijdelijke man op die motor.
Bart van den Berg: „Ik kan hier goed over praten. Dit verhaal doet geen pijn meer. Iemand is driekwart eeuw geleden vreemd gegaan.
Wat dan nog?" Arthur Japin: „Op een dag is alles geschiedenis."

Idee voor in de grabbelzak
Vier dagen na zijn bezoek aan oom Bart in Duitsland zegt Arthur Japin door de telefoon dat hij blij is dat de zoektocht naar opa Van den Berg geslaagd is. ,
„Mijn nieuwsgierigheid is voor een groot deel bevredigd. Mij interesseerden vooral die dramatische wendingen. Die waren genoeg om in mijn hoofd - voor mezelf- het hele verhaal te maken. Ik weet nu waar mijn ouders hebben gestaan toen ze in de jaren vijftig nog eens het bedrijf van mijn opa bekeken. Ik weet nu dat hij direct na het motorongeluk in het ziekenhuis alweer een ander vond."

Heb je, dit wetende, een oordeel over je opa?
„Ik probeer nooit over iemand een oordeel te hebben. Maar het geweldige idee dat ik had, over een vrijbuiter, die zijn hart volgt en zo zijn eigen weg gaat, is anders dan de praktijk. Want voor de slachtoffers van zo'n man is het allemaal veel minder. Dan blijft van dat romantische verhaal niet veel over. De mensen om mij heen hebben wel ontzettend moeten lachen toen ik vertelde over opa's overspelige
natuur en eensgezind trokken ze de conclusie dat ik daarmee dus erfelijk ben belast"

Komt er ooit nog een roman over opa Van den Berg en oma Japin?

„Dit verhaal komt in die grabbelzak vol ideeën die ik altijd op mijn rug draag."

zaterdag 27 juli 2013

Egbert de Beyer (1855-1926), adjudant van generaal van Heutz in Indonesie

Home  Geschiedenis  Wapen  Stamboom

Gelderse Tak
 .trouwfoto van Egbert de Beyer en Sophia Saueressig  
notitie van Generaal Majoor P.J. Spruijt:
Vrienden uit de Atjehtijd. De grijze veldheer met een coeur d'or (gouden hart)
Ik, P.J.Spruit, had altijd een groote bewondering voor den geniale, veel jongeren, spruit.
Toen adjudant van Gen v Heutsz later chef staf
 
Egbert W.J. 1 de Beyer werd geboren op 9.4.1855 te Renkum en stierf aan ouderdoms suikerziekte in 1926. Zoon van Justinus. Hij werd, na het overlijden van zijn vader en moeder, opgevoed door de fam. Six. Goedkoop en netjes was toendertijd een opleiding als soldaat in Kampen voor Nederlans Indieen. Dat hier net in 1873 de Atjeh oorlog begonnen was deerde hun niet.  Als vergoeding namen zij b.v. de fam. schilderijen. Hijzelf wilde toen liever dominee worden. Op 22.7.1877 werd hij benoemd tot 2. Luitenant, op 27.4.1883 tot 1. Luitenant, op 8.4.1893 tot Kapitein, op 6.6.1899 tot Majoor en op 8.6.1902 werd hij Luitenant-Kolonel. Hij werd adjudant van generaal van Heutz en later werd hij chef staf. 

Lees hier verder

vrijdag 26 juli 2013

Justinus de Beyer (1821-1865), Burgemeester van Renkum ca 1850

Bron: http://home.arcor.de/e.debeyer/DEBEYER/BETUWE/Gelderland/NIJMEGEN/Justinus6.html

Home  Geschiedenis  Wapen  Stamboom

Gelderse Tak
 
Justinus 6 de Beyer werd geboren op 14.7.1821 te Nijmegen en stierf op 7.11.1865 te Renkum en werd op de begraafplaats direkt achter zijn huis begraven. Zoon van Philip.
Hij was burgemeester van Renkum en Scherpenzeel.
Hij was erg kunstzinnig en musikaal, hij kon verschillende instrumenten bespelen. Hij is de dedicatee van de Trois Nocturnes van de in Utrecht actieve en geboren gitarist/componist K.A.Craeyvanger (1817-1868).
Bijgevoegd  de voorplaat van dit werk.


Karel Arnoldus Craeyvanger (1817-1868) de componist van dit werk was een Utrechtse violist, dirigent, baszanger, componist en gitarist.  Waarschijnlijk gaf hij ook gitaarles en was J. de Beyer een van de mensen die bij hem les hadden (maar dat is een pure gok).
  
Hij was depressief en pleegde waarschijnlijk zelfmoord. Zijn vrouw stierf  5 jaar later in Nijmegen. Hierdoor werden hun kinderen door de fam. Six opgevoed. Deze waren terecht boos over het onverantwoordelijk gedrag van Justinus en gaven twee van de kinderen (Egbert en Willem) de goedkoopste, maar nette, opvoeding: officiersopleiding in Ned. Indieen. Een derde, Justinus, vertrok naar Amerika en zoon Philip naar Belgie. Zijn dochter Elisabeth pleegde zelfmoord in Londen.  Alleen Anna Maria trouwe op stand met Jan Willem Cramerus. De fam. Six behielt de erfstukken van de fam. de Beyer zoals de fam. schildereien. Jarenlater zag kleinzoon Egbert deze in een huis van de fam. Six aan de muur hangen, toen hij hier op bezoek was om te zien hoe een cetrale verwarming werkte. Ook ik, werderom een kleinzoon, nu van Egbert, zag in 1985 ziver bestek met fam. wapens van Maria de Beyer en van der Bruggen uit 1800 en schildereien vanJacob de Beyer en Elisabeth Mondekens uit 1630, bij de fam. Six in Wassenaar.
Kotom de hele fam. viel uit elkaar door deze vroege dood van de beide ouders.

Hij trouwde op 22.4.1847 te Utrecht met Anna Helena (Baronesse) Six.
huis van Justinus in Renkum
"De Blauwe Spar", Dorpsstraat 171, Renkum
      
graf van Justinus in Renkum direkt achter zijn huis
Uit dit huwelijk zijn 6 kinderen geboren :

Philip 3.
Willem 1.
Justinus 7.
Elisabeth 1.
Leonard.
Anna Maria.      
Egbert 1 (D).